Het teruglezen van dagelijkse dingen doet goed. Dat las ik laatst in de krant.* Blijkbaar zijn niet alleen de grote, memorabele momenten het teruglezen waard, maar ook de kleine dagelijkse. Dat betekent natuurlijk wel dat je ze eerst moet opschrijven. In een dagboek, in de agenda, of – helemaal hip – een scrapbook of art journal waarin je schetst en plakt en kleine notities maakt. Zo onthoud je het, en kun je ervan nagenieten.
De aanleiding om een herinnerboek te maken of om opdracht te geven voor een geschreven portret, is vaak iets ‘groots’. Iets wat verdrietig is – ziekte of afscheid – of juist vreugdevol, wanneer iemand 50 of 75 jaar wordt bijvoorbeeld. Toch is het juist ook in deze gevallen fijn om te schrijven en te lezen over het dagelijkse. Want het leven bestaat niet alleen uit hoogtepunten en diepe dalen.
Dat dit waardevol is, heb ik zelf ervaren bij het schrijven van ‘Wij van jaargang 1935’. Buiten spelen, het gedrag van de schoolmeester, de zaterdagse schoonmaak met het gezin, de vaste rituelen van de zondag, het naoberschap… Leuk om op terug te kijken als je bijna 80 bent, leuk om over te lezen als senior, kind-van of kleinkind.
Dus: schrijf over het gewone leven. Geen dagboekschrijver? Doe het dan voor de lol (en wie weet voor het nageslacht) af en toe. Neem een doordeweekse dag. Welke praatjes heb je gemaakt? Met wie en waarover? Wat heb je gegeten en gedronken? Waar heb je boodschappen gedaan? Hoe heb je je verplaatst? Welke muziek heb je geluisterd? Met wie heb je gelachen? Waren er nog ergernissen? Wat heb je gedaan op het werk of op school?
Oh ja, wat er in de krant stond was dus dat dit alles is aangetoond in een onderzoek van de Harvard Business School. Daarin werd proefpersonen gevraagd te schrijven over hun gewone leven. Na een paar maanden was de vraag hoe nieuwsgierig ze naar hun schrijfsels waren. Het bleek dat ze erg graag wilden weten wat het ook weer was dat ze hadden genoteerd, en dat ze genoten van hun schrijfsels.
* NRC Next, 15 sept. 2014